Over grafiek

Woord vooraf

De belangstelling voor grafische kunst is de afgelopen decennia onstuimig gegroeid. Bij het publiek, bij kunstenaars. bij galeries. Men heeft de aantrekkelijkheden van grafiek als het ware opnieuw ontdekt. Daarbij zal de betaaibaarheid ongetwijfeld een rol spelen. Tegelijk zou het kunnen zijn dat er een herwaardering op gang is gekomen van het ambachtelijk element dat deze kunstvorm is blijven kenmerken. Het maken van een overtuigende prent vergt naast creativiteit speciale vaardigheden wat betreft materiaal en techniek. Dat gaat eveneens op voor de nieuwere ontwikkelingen in de grafiek zoals de computergrafiek.

Van de toenemende publieksinterese wordt ook misbruik gemaakt. Reproducties worden als echte prenten verkocht. Tegen vaak hoge prijzen wordt schijnbaar originele grafiek aangeprezen die dat helemaal niet is. En soms wil men de indruk wekken dat een beperkte oplage wordt aangeboden terwijl er wordt gedrukt zolang de vraag strekt. Tegen dat soort praktijken kan gewaarschuwd worden maar net als in de antiekhandel is bedrog ook hier niet geheel te voorkomen.

Wat wel kan gebeuren is belangstellenden iets meer wegwijs maken in de grafische kunst, in de verschillende technieken en aspecten daarvan en hen wat overwegingen voor te houden die van belang kunnen zijn bij het aanschaffen en behandelen van prenten. Dat is in het kort de bedoeling van dit boekje. Het geeft enige infom1atie op hoofdzaken. Voor meer uitgebreide beschouwingen en voor illustratieve afbeeldingen zal men boeken moeten raadplegen. Men kan ook cursusen volgen of al kijkend en vragend in de praktijk kennis verwerven. En tenslotte zijn er talrijke deskundigen die geraadpleegd kunnen worden, de museumconservator, de galeriehouder en niet in de laatste plaats de grafische kunstenaar.

De Vereniging voor Originele Grafiek is opgericht met het doel te ijveren voor Originele grafiek uit de 20ste eeuw en in het bijzonder voor originele hedendaagse grafiek. Met dit boekje wil zij de aandacht voor grafiek als kunst bevorderen en kennis daarover verspreiden. Vanuit dezelfde doelstelling is een vignet ingesteld dat een garantie wil bieden inzake de originaliteit van hedendaagse grafiek. In de pagina's hierna vindt men daarover verdere informatie.

Graag bedankt het bestuur Drukkerij Van Norden BV te Gouda, die deze uitgave verzorgde en bekostigde.

Als het boekje aanleiding geeft tot vragen of kritische opmerkingen zal de Vereniging die graag vernemen.

Inleiding

Het woord grafiek is een verzamelwoord met allerlei betekenissen. Oorspronkelijk had grafiek weinig met kunst te maken, was het louter een techniek om veel van hetzelfde te vervaardigen, een hoeveelheid dezelfde druksels. Zo is het drukken van kranten, tijdschriften en land- en ansichtkaarten onderdeel van de grafische industrie geworden, de mechanische en electronische verveelvoudiging. Het woord slaat ook op andere zaken, een diagram bijvoorbeeld: de prijsontwikkeling van huizen kan men in een grafiek weergeven. Soms wordt het gebruikt als aanduiding van schrijven of tekenen of van schrijf- en tekenkunst. Binnen de grafische technieken heeft zich een afzonderlijke grafische kunst ontwikkeld. Eerst, toen er nog alleen houtsnedes bestonden. met de bedoeling om eenvoudige kunst te maken voor de kleine beurs. In de loop van de tijd is het een autonome kunstvorm geworden, een zelfstandig expressiemiddel met eigen karakteristieken en eigen vakmatige eisen. Het verveelvoudigingselement is bewaard gebleven.

Grafiek als prentkunst

Een vos die door de sneeuw sluipt laat een spoor na. Een afdruk van zijn poten, een soort blinddruk, de vosseprent. Een kunstenaar die op zijn houtsnede inkt aanbrengt en die vervolgens op wit papier overbrengt, maakt ook een prent: een kunstprent. Met deze vergelijking is aangeduid wat grafiek in haar simpelste kern is: een vorm met inkt op papier afdrukken. Een prent ontstaat dus uit een drietal componenten, te weten

Sommige kunstenaars wilden ooit alle componenten zelf vervaardigen en zelf samenbrengen. Ze polijstten zelf de plaat, ze wreven zelf hun inkt, ze schepten soms zelfs eigenhandig het papier, ze drukten zelf de plaat op het papier af. Dat streven is in de huidige tijd niet meer te verwerkelijken, elk onderdeel vergt zoveel specialistische kennis dat die niet door één mens volledig beheerst en perfect toegepast kan worden. Dus wordt de inkt in speciale fabrieken gemaakt net zoals het papier. Allerlei variaties blijven overigens een rol spelen en het zelf doen blijft bij sommigen hoog aangeschreven staan. De ene kunstenaar koopt glanzende metaalplaten in de winkel, de ander snijdt en schuurt zijn platen zelf. De een koopt zijn inkt, de ander maakt zijn inkt. Er zijn er ook nog die zelf hun papier vervaardigen. De algemene trend is echter dat de grafische kunstenaar zich beperkt tot het ontwerpen of zelf maken van de voorstelling op de drukvorm. Het afdrukken wordt zowel door kunstenaars in hun ateliers zelf gedaan als uitbesteed aan gespecialiseerde drukkers. Daarmede zijn we als het ware terug in de zeventiende eeuw: prentkunst ontstond toen dikwijls door samenwerking van specialisten. Onder prenten uit die tijd ziet men soms vermeld: A pinx B sc C exc. Dat betekende:
A pinxit, d.w.z. A schilderde het ontwerp
B sculpsit, d.w.z. B graveerde de plaat
C excudit, d.w.z. C was de uitgever en meestal tegelijk de drukker.

De belangrijkste karakteristiek van grafiek is dat het om vermenigvuldiging gaat. Dezelfde afbeelding kan in meerdere exemplaren worden gemaakt, de drukvorm kan meerdere keren worden afgedrukt. Het is in dit opzicht te vergelijken met het negatief van de vakantiefoto waarvan meerdere afdrukjes mogelijk zijn. Dat kunstenaars zich nogal eens beperken tot drie of vijf afdrukken en daarna de plaat vernietigen doet niet af aan het kenmerk van verveelvoudiging. Anders ligt dat bij de mono-print of monodruk, waarbij men op een blanke plaat met inkt lijnen en vlakken tekent waarna de plaat wordt afgedrukt. Dat levert een enkelvoudige druk op, die niet herhaalbaar is. Hoe fraai die ook kan zijn, het is geen grafiek.

Vijf prentsoorten

Een prent komt tot stand in een tweevoudig proces. Eerst is er het ontwerpen en maken van de drukvorm, waarop het beeld staat dat men beoogt. Het volgende proces is het afdrukken van het beeld op de gekozen beelddrager, meestal papier. Het zijn ook in het atelier twee gescheiden bezigheden. Maar hoe gescheiden ook, ze grijpen in elkaar en bepalen elkaar over en weer. De aard van de drukvorm is beslissend voor de manier van afdrukken, ook voor het soort drukpers dat nodig is. Maar het werkt tevens omgekeerd: met een degelpers kun je een hoogdruk afdrukken, geen diepdruk; voor diepdruk heb je een pers met rollen nodig zoals de oude wringer of mangel die men bij wasgoed gebruikte. De aard van de drukvorm is bepalend voor het soort pers dat nodig is.

Misschien geldt dat over een aantal jaren echter niet meer. In Engeland is de zgn Beever-press tot ontwikkeling gebracht, een hydraulische drukpers die geschikt is voor diverse technieken en daarom de aparte ets-, litho- en hoogdrukpers overbodig zou kunnen maken. Of die bevredigend werkt en ook geschikt zal zijn voor grotere formaten moeten worden afgewacht.

Dank zij de technische ontwikkelingen hebben zich in de loop van de tijd talrijke prentsoorten ontwikkeld. De vijf belangrijkste daarvan zijn:

In de hedendaagse grafiek zijn deze vijf soorten van min of meer gelijkwaardig artistiek belang. Het meest worden litho en zeefdruk gemaakt, maar de ets is weer in opmars. De bescheidenste rol speelt de computerprent maar dat lijkt een kwestie van tijd.

Opmerkelijk is dat terwijl in de grafische industrie de oude technieken werden verlaten, in de grafische kunst alle technieken, ook de oudste, zich hebben gehandhaafd. Ze worden nog allemaal gebruikt. Elke techniek heeft nu eenmaal zijn eigen expressieve mogelijkheden en die blijven van belang. Dus kan men in de hal van een grote drukke rij een oude hoogdrukpers als museaal pronkstuk zien staan terwijl eenzelfde pers in een atelier drie straten verderop volop in functie is.

De hoogdrukprent

De voorstelling wordt hier uit bijvoorbeeld een plaat hout gesneden en is dus op de drukvorm als verhoging zichtbaar. Alles wat niet tot de voorstelling behoort is weggesneden. Steenhouwers noemen dit als ze een grafsteen hakken hoog-reliëf. De verhoogd staande voorstelling wordt met een rol of tampon van inkt voorzien en vervolgens afgedrukt. Het afdrukken kan met de hand gebeuren, men wrijft dan stevig over het papier dat op de drukvorm is gelegd. Dat levert onregelmatige afdrukken op. Meer gelijke afdrukken verkrijgt men door het gebruik van een drukpers. Soms ziet men op de achterkant van een prent dat de voorstelling als het ware in het papier gedrukt is, een 'moet', een stempel bijna, in het papier is geworden. Er is dan met veel kracht gedrukt.
Hoogdruk zijn onder meer de houtsnede, de lino snede en de houtgravure.

De diepdrukprent

De voorstelling wordt in de drukvorm aangebracht. Er wordt in de diepte gewerkt. Steenhouwers noemen dit laag-reliëf. Op een gladde metalen plaat, zink bijvoorbeeld, wordt een zuurbestendige gronding aangebracht. In die gronding worden met een naald lijnen getekend. Dan wordt de plaat in een zuurbad gelegd. De lijnen worden door het zuur uitgebeten en daardoor wordt de voorstelling in de plaat geëtst. Het kan ook anders. Met behulp van stekers, 'burijnen', graveert men de voorstelling in de plaat. Zoals een juwelier een naam in een ring graveert. Daar komt geen zuur bij te pas. Een derde manier is om de tekening met een stalen naald in de blanke plaat te krassen; de lijnen in de plaat krijgen dan wat opstaande metaalrandjes, bramen en die houden later de inkt vast zodat men fluwelige lijnen krijgt. Dat zijn de drie eenvoudigste vormen van diepdrukprenten: de pure ets, de gravure, de drogenaaldprent.

Het afdrukken van een verdiepte plaat vergt een drukpers die veel spanning kan zetten. De bedoeling is namelijk dat de verdiepte lijnen op het papier verschijnen. In die lijnen moet daarom inkt worden aangebracht, de oppervlakte van de plaat moet glad en schoon zijn. Met een rol of tampon wordt er inkt in de lijnen geduwd, daarna wordt de drukvorm schoongeveegd zodat alleen de verdiepte gedeelten nog inkt bevatten. Vochtig papier erover, een stuk vilt of schuimrubber erop en dan door de pers draaien. De pers, het is eigenlijk een wals met twee tegen elkaar in draaiende rollen, dwingt door de hoge spanning het papier de groeven in om er de inkt uit op te zuigen. Dat lukt soms niet helemaal zoals aan stukjes wit gebleven lijnen in prenten wel eens te zien is. Als het papier van de plaat is gehaald zie je de randen van de plaat, men noemt dat wel de facetten, als 'moeten' in het papier geperst en ook de lijnen zijn soms met de vingertoppen als lichte verhogingen op het papier te voelen.

Er zijn veel variaties in diepdrukprenten. Naast de reeds genoemde ets, gravure en droge naald, bestaan er toontechnieken die geen zwarte lijnen maar grijze of zwarte vlakken aanbrengen: de aquatint-prent. de vernis mou, de mezzotint. Technieken worden ook gecombineerd. Een geëtste of gegraveerde plaat wordt bijvoorbeeld met de droge naald opgewerkt.

De nadenkende lezer zal nu vragen, hoe kan dat, hoe zit dat met de gravure? Is dat zowel hoogdruk als diepdruk? Het antwoord is ja. Als de voorstelling is ingegraveerd kan men die alleen afdrukken als diepdrukprent, als het graveren daarentegen bedoelde om niet de gegraveerde lijnen maar alleen wat niet was weggegraveerd te laten afdrukken, beoogt men een prent in hoogdruk. Houtgravures, die geen grote drukspanning kunnen verdragen, kunnen alleen prenten opleveren, koper- en staalgravures zouden zowel in hoog- als in diepdrukprenten kunnen resulteren maar ze worden vrijwel alleen met het oog op diepdruk gemaakt.

Het woord 'ets' wordt tegenwoordig vaak voor elke diepdrukprent gebruikt. Ook voor mezzotint en drogenaaldprent waar geen etsing aan te pas komt.

De vlakdrukprent

Alleen van de lithografie is de 'uitvinder' bekend, de Duitser Alois Senefelder (rond 1800). De andere technieken zijn daarentegen niet ineens maar bij stukjes en beetjes ontstaan. Senefelder was op zoek naar een eenvoudigere en goedkopere manier voor het reproduceren van bladmuziek. Bij toeval ontdekte hij dat onder bepaalde omstandigheden een met vette inkt betekende kalksteen een afdruk opleverde. Tussen Nümberg en München, bij het plaatsje Solnhofen, werden stenen gedolven met een gelijkmatige structuur die uitermate geschikt bleken te zijn voor deze nieuwe druktechniek, die lithografie of steendruk wordt genoemd; lithos is het Griekse woord voor steen.

Lithografie berust op het natuurkundig beginsel dat water en vet elkaar afstoten. Zij werkt als volgt. Een platte steenplaat wordt eerst geheel vlak geslepen (gegreind). Op het steenoppervlak kan vervolgens met vet krijt of vette inkt worden getekend. Het vel uit het krijt of de inkt trekt in de licht poreuze steen. Na een behandeling van de steen met arabisch gom en salpeterzuur wordt de tekening met terpentine verwijderd. Het krijt- of inktvet blijft in de steen zitten. Met een vochtige spons wordt de steen nat gemaakt: waar getekend is en waar de steen dus vet is, wordt het water afgestoten en blijft de steen droog. Nu kan met een inktrolIer het beeld worden ingeïnkt. De vette drukinkt hecht zich alleen op de droge gedeelten van de steen. Wanneer er voldoende drukinkt op de steen staat, wordt er een vel papier op gelegd dat met grote druk onder een speciale pers wordt doorgehaald. De prent is dan gereed. Lithografie wordt vlakdruk genoemd omdat de drukinkt op het vlak van de steen wordt aangebracht. Bij de hoog- en diepdruk komt de drukinkt juist op een hoger of in een lager gedeelte van de drukvorm te zitten.
De prent noemt men afgekort vaak een litho.

De doordrukprent

Een stuk fijn geweven gaas wordt op een vel papier gelegd. Delen van het gaas zijn met was bedekt zodat het op die plaatsen ondoordringbaar is. Met een paletmes wordt dunne inkt over het gaas getrokken. Waar het gaas open is gebleven dringt de inkt erdoorheen op het papier. Het gaas wordt weggehaald en er komt een doordrukprent te voorschijn.

Deze allereenvoudigste methode levert op zijn gunstigst een heel grof resultaat op, meestal echter een mislukt druksel. Maar het is wel het oorspronkelijke uitgangspunt van de doordruktechniek.

Het gaas is inmiddels een uiterst fijn polyester of andersoortig weefsel geworden en wordt zeef genoemd. Het wordt strak in een raam gespannen, het zeefdrukraam. Het paletmes is in een rakel veranderd, vroeger van rubber nu meestal van kunststof. De voorstelling wordt op allerlei manieren op of in de zeef aangebracht. Door heel dunne vormen op de zeef te plakken, sjablonen dus, door op het gaas te schilderen met een snel drogende substantie of door op een lichtgevoelige laag op het gaas fotografisch een voorstelling aan te brengen. De rakel trekt de inkt over het gaas en en duwt die door de minuscule gaatjes op het papier. Tegelijk wordt het teveel aan inkt op het gaas weggeschraapt. Als het raam wordt opengeklapt ziet men een egale inkthuid op het papier liggen: de doorgedrukte voorstelling.

Doordrukprenten werden vroeger sjabloondrukken genoemd en ook wel serigrafie. Tegenwoordig spreekt men alleen nog over zeefdrukken.

De computerprent

Dit is de techniek van het digitale tijdperk. De voorstelling wordt op een beeldscherm, dat hetzelfde is als een televisieschern, ontworpen. In zwartwit of in kleur. Dat gebeurt met behulp van een teken-of schilderprogramma dat net zoals linealen en verfkwasten in de handel verkrijgbaar is. Ook in deze sfeer echter prefereren sommige kunstenaars het zelfdoen en die werken dus met zelfgemaakte programma's. Niet alles is op het beeldscheml te zien. Sommige instructies worden pas door de printer gevisualiseerd. De computergraficus komt dan ook nogal eens voor verrassingen te staan. Na voltooiing van het beeld wordt het bewaard op de harde schijf van de computer of overgezet en bewaard op diskette of CDRom. Deze kunnen weer worden ingebracht in een computer en vervolgens afgedrukt door een speciale printer. De printer laat geen variatie in de afdrukken zien. Het soort computer, het soort programma en het soort printer lopen uiteen en de keuze ervan wordt bepaald door de resultaatseisen die de computergraficus nastreeft. De computertechniek is volop in ontwikkeling, er komen meer programma's en meer verfijnde printers beschikbaar. Anders dan bijvoorbeeld bij de hoogdruk is geen technische eindfase bereikt. Het is niet te voorspellen wat de verdere mogelijkheden zullen worden noch hoe computergrafici dammede zullen omgaan.

Computergrafiek heeft voor de kunstenaar minstens één praktisch voordeel boven de andere technieken. De drukvorm, de harde schijf dus of de diskette, kan met weinig moeite afgedrukt worden. Daar komt geen handwerk aan te pas. Men behoeft dus geen oplage te vervaardigen maar kan op aanvraag een druk maken. De ladenkast met de voorraad prenten is vervangen door het doosje met de voorraad diskettes.

Inkt

Drukken gebeurt met inkt. Ook computergrafiek die met behulp van een matrix- of inkjetprinter op papier komt, werkt met inkt. Aan computergrafiek in zwart-wit gemaakt door een laser-printer is geen inkt te pas gekomen, maar koolstof die op het papier is gebrand.

Inkt bestaat onder andere uit kleurpoeder en bindmiddel. Het bindmiddel kan van alles zijn, olievernis, water, acryl. De oudste houtsneden werden met waterinkt gemaakt. Na ongeveer 1450 kwam inkt op basis van olievernis in gebruik. Drukinkt op aclylbasis is van deze eeuw. Over de lichtechtheid van de diverse inktsoorten hoeft men zich bij prenten niet zoveel zorg te maken als ze in het donker worden bewaard. Hoe huidige inkt en huidig papier zich op den duur tot elkaar zullen verhouden, moet echter worden afgewacht. De grotere fabrieken besteden veel zorg aan de samenstelling van inkt- en papiersoorten, daarop moet men maar vertrouwen.

Aan jonge prenten kan men niet gemakkelijk zien of er goede inkt is gebruikt. Twee opmerkingen echter:

Papier

In Westeuropa is papier voor het eerst door Arabieren in Spanje gemaakt. Dat begon in de 11de eeuw maar al duizend jaar eerder was papierbereiding in China bekend. Het bestaat in hoofdzaak uit vezels, vulstof en lijm, die tot een waterige pap gemaakt na bewerking vellen of rollen opleveren. De oudste vmm is het handgeschepte papier. Met een platte zeef van tïjn gaas werd een hoeveelheid pap opgeschept, de zeef werd heen en weer geschud tot de pap een egaal oppervlak had gekregen en na uitlekken hield men dan een nat vel papier over. Dat had aan de vier zijden een wat dunnere rand, de zgn scheprand. Die werd vroeger als een nadeel gezien en dus afgesneden. Nu worden schepranden soms kunstmatig aangebracht als een soort symbool van authenticiteit. Handgeschept papier wordt nog steeds gemaakt.

Tot het eind van de 18de eeuw werd papier vooral uit textielvezels vervaardigd, het zgn. lompenpapier. Daarna kwamen ook andere vezel soorten in gebruik, espartogras, hout en stro bijvoorbeeld. Er is tegenwoordig een groot aantal papiersoorten voor verschillende gebruiksdoeleinden. Van belang voor de graficus is het verschil tussen rond- en langzeefpapier. Bij papier dat op de rondzeef is gemaakt liggen de vezels in alle richtingen. bij langzeefpapier liggen ze alleen in de looprichting. de lengterichting van het papier. Dat heeft invloed op het krimpen en rekken. Rondzeefpapier rekt net als handgeschept papier bij vochtig maken min of meer gelijkmatig naar alle kanten, langzeefpapier rekt in de lengte anders dan in de breedte. Vooral bij diepdruk kan het gebruik van langzeefpapier onaangename venassingen veroorzaken.

Voor prenten is lompenpapier fraai, maar het is niet bij alle druktechnieken te gebruiken. Van belang is dat het papier een lage zuurgraad heeft. Zie hiervoor wat onder het hoofdje 'bewaren' wordt opgemerkt. Zwaar verlijmd papier is glad, stug en sterk, pakpapier bijvoorbeeld. Licht verlijmd is het meer zuigend, slap en kwetsbaar.

De gewichtsaanduiding van papier is het gewicht per vierkante meter. 80 grams is papier dat per m2 80 gram weegt. Voor prenten wordt soms dun en licht papier gebruikt, zijdepapier bijvoorbeeld dat gemaakt is van zijdevezels, soms gebruikt men dik en zwaar papier, 300 grams lompenpapier bijvoorbeeld. Het meest wordt 120 tot 240 grams papier gebruikt.

Er is twijfel ontstaan over de houdbaarheid van het hedendaagse papier op de lange termijn. Sommige vrezen dat over honderd jaar alle tegenwoordige boeken verpulverd zullen zijn. Misschien is dat zo maar het zal vermoedelijk niet opgaan voor prenten die vandaag worden gemaakt. Daarbij wordt namelijk veel aandacht geschonken aan de papierkwaliteit. De grotere papierfabrieken hebben juist met het oog op de grafische kunst hoogwaardig kwaliteitspapier ontwikkeld waarvan de houdbaarheid niet betwijfeld behoeft te worden. De kwaliteit kan men niet gemakkelijk met het blote oog beoordelen, vooral de zuurgraad niet. Maar men kan er in het algemeen wel op vertrouwen dat goed papier is gebruikt. De graficus heeft daar zelf alle belang bij en de ambachtelijke inslag die nog steeds veel grafici kenmerkt waarborgt voldoende zorgvuldigheid in dit opzicht.

Oplage

Grafiek is in principe in veelvoud te maken, grafiek betekent herhaalbaarheid. Er kunnen dus van een drukvorm meerdere afdrukken worden gemaakt. Anders dan in vroeger tijd pleegt men nu het aantal afdrukken onder de prent te vermelden, meestal in potloodschrift. Zo bijvoorbeeld: 2/12. Dat betekent het tweede exemplaar van een oplage van in totaal twaalf afdrukken. Een oplage kan twee stuks zijn maar ook honderd of duizend. Het materiaal stelt soms beperkingen. Van een etsplaat kunnen niet veel meer dan honderd goede afdrukken worden gemaakt, van een drogenaald-plaat veel minder. Dan is de plaat wel versleten tenzij die 'verstaald' werd wat slechts zelden gebeurt. Andere druktechnieken laten vrijwel onbeperkte oplagen toe.

De oplage wordt niet altijd in één keer gedrukt. De kunstenaar bepaalt bijvoorbeeld de totale oplage maar begint met het drukken van twee exemplaren. Naargelang er vraag is drukt hij de oplage verder.
Hoe belangrijk is de oplage?
Voor de originaliteit van de prent maakt de oplage niets uit. Ook de duizendste druk levert nog altijd originele grafiek op.

Sommigen vinden een beperkte oplage echter van belang omdat het de uitzonderlijkheid van de prent versterkt, wat de prijs kan verhogen. Een prent waarvan tienduizenden exemplaren in de handel worden gebracht is een massaprodukt dat alleen al daarom minder geld waard is. Bij massagrafiek probeert men de marktwaarde nog wel eens op te vijzelen door met zgn. oplagen van honderd te werken en dat onder de prent in handschrift te vermelden. Maar ja, het zijn steeds nieuwe oplagen van honderd exemplaren van dezelfde prent.

Sommige kunstenaars drukken van een drukvorm maar enkele exemplaren af. Omdat ze geen zin hebben om steeds met dezelfde prent bezig te zijn bijvoorbeeld. Het komt ook voor dat men dezelfde drukvorm elke keer anders afdrukt, zodat het drukken zelf minder een mechanische en meer een creatieve bezigheid wordt. Dan krijgt de herhaalbaarheid minder nadruk, de uniciteit meer en is de oplage nauwelijks nog van belang. Sommigen willen zich op deze wijze met ateliergrafiek, d.w.z. door de kunstenaar eigenhandig in zijn atelier gedrukte grafiek, onderscheiden.

Onderschrift Signering

Vroeger stond er niets onder een prent geschreven. Hoogstens werden op de onderrand van de drukvorm gegevens inzake ontwerper, graveur en drukker aangebracht en meegedrukt. Tegenwoordig wordt nog wel eens een monogram van de graficus meegedrukt of in het papier gestempeld. En enkelen brengen nog gewoon hun handtekening op de drukvorm aan. Vaker noteert men onder de prent gegevens in potloodschrift. Er is allerlei variatie op dit punt. En niet iedereen stelt een onderschrift of een signering op prijs. In het algemeen verdient het toch wel aanbeveling om een prent hetzij op de onderkant, hetzij op de achterkant van gegevens te voorzien. Het is wenselijk dat men behalve de eigen naam ook vermeldt de titel, oplagenummer en jaar van de prent. Soms kan het nuttig zijn tevens te vermelden of het een ets, litho of iets anders is. Een zwierige handtekening wordt afgeraden omdat die moeilijkheden oplevert bij het maken van een passepartout.

Prentbeschrijving

Er wordt wel voor gepleit om bij elke prent een zgn. prentbeschrijving te leveren. Daarin staan dan gegevens omtrent drukmethode, oplage, gebruikte inkt, papiersoort, afmetingen, de tijd waarin de drukvorm is gemaakt en gedrukt en of de drukvorm wel of niet vernietigd is. Dat er sprake is van originele grafiek kan juist uit de prentbeschijving duidelijk worden. Omdat het nogal wat werk met zich meebrengt en veel grafici er weinig voor voelen om hun eigen documentalist te zijn is het opmaken van prentbeschrijvingen geen algemeen gebruik. Als men geen prentbeschrijving opmaakt is het belang des te groter om dan tenminste de prent zelf van informatie te voorzien zoals hierboven werd aangeraden.

Overigens wordt steeds vaker de gedachte geopperd om te komen tot een databank van prenten. Als dat ooit zou gebeuren zal geen prent daarin kunnen worden opgenomen zonder prentbeschrijving.

Herkennen

Als men een prent dicht bij het oog houdt ontdekt men soms een raster of puntjesstructuur. Is er dan sprake van een reproduktie? Dat kan, maar hoeft niet zo te zijn. Een doordruk vertoont bijvoorbeeld vaak het raster van het gaas, een computerprent heeft in bijna alle gevallen een puntjestructuur. Wanneer bedrog de bedoeling was, is er meestal zoveel raffinement aangewend dat dit pas na deskundig onderzoek aan het licht kan worden gebracht. Bedrog loont echter alleen als het om werk van beroemde kunstenaars gaat. Zo zijn er bijvoorbeeld in de 19de eeuw etsplaten die van Rembrandt bewaard waren gebleven, opnieuw afgedrukt. Dat waren geen vervalsingen maar nadrukken die men voor 17de-eeuwse drukken wilde laten doorgaan. Alleen analyse van de inkt en het papier kan in zo'n geval uitsluitsel geven over de tijd waarin de prent gedrukt werd, maar ja als er ook nog eens papier uit dezelfde tijd werd gebruikt, geeft een papieranalyse nog geen zekerheid.

Bij hedendaagse grafiek kan men in het algemeen vertrouwen op wat de kunstenaars aangeven. Zeker als het om niet zo bekende kunstenaars gaat. Met namen van bekende kunstenaars wordt daarentegen nogal eens gerommeld. Enkele regels om de techniek van de prent te herkennen zijn de volgende:

In het algemeen is het herkennen van prenten zo moeilijk niet. Dat er gevallen zijn waarin ook deskundigen aarzelen, doet daaraan niet af. Na wat oefening is het meestal vrij gemakkelijk om te zien wat voor een soort prent men in handen heeft. Moeilijker ligt dat met de vraag van de originaliteit. Zie daarvoor de passage over originele grafiek hieronder.

Het bewaren van prenten

Men pakt prenten bij voorkeur aan de twee zijkanten op. Bij het vasthouden aan één kant slaat de prent al gauw om en kan er een knik in het papier ontstaan die vrijwel onherstelbaar is.

Voor het bewaren van prenten gelden drie hoofdregels

Een prentenvijand bij uitstek is een te hoge zurigheid. Tussen de jaren 1955 en 1980 is daarop uit onkunde vaak te weinig gelet. Er is toen dikwijls papier met te hoge zuurgraad gebruikt en bladen werden met te zurig plakband of lijm in te zurige passepartouts vastgezet. Het gevolg is dat het papier wordt aangetast. Er vreet zich een soort bruine geligheid het papier in, het verkwijnt als het ware.

Met het blote oog is een te hoge zuurgraad niet aan het papier te ontdekken. Men is aangewezen op de informatie van papierfabrikant en kunstenaar. Bij het bewaren in passepartouts is het van berlang zuurvrij plakband en zuurvrij passepartoutkarton te gebruiken: zuurvrij betekent hier een lage zuurgraad, totaal zuurloos papier is niet wel mogelijk.

Een redelijk veilige opslag van prenten bereikt men met behulp van zgn. museumdozen. Dit zijn dozen van zuurvrij karton speciaal voor museumarchieven ontwikkeld. Ze zijn verkrijgbaar in enkele maten en worden ongevouen afgeleverd. Men legt tussen de prenten liefst zuurvrij vloeipapier. Het leggen van zuurvrij vloeipapier tussen prenten verdient trouwens in het algemeen aanbeveling omdat ze dan niet op elkaar kunnen inwerken. Als ze in zuurvrije passepartouts zitten is dat minder van belang. Het vraagt nogal wat werk en daarom laat men het dikwijls na. Dat behoeft overigens niet persé tot rampen te leiden. In een museumdoos kan men al gauw een twintigtal prenten kwijt.

Een andere mogelijkheid is de houten of metalen ladenkast. Bewaren in mappen kan op de lange duur riskant zijn. Ook al is de map gemaakt van zuurvrij karton en heeft die stofomslagen, er komt als de mappen rechtop staan gemakkelijk stof in, tenzij de map in een gesloten kast wordt opgeborgen. Veel mensen willen hun prenten niet in dozen maar aan de muur. Als prenten goed ingelijst achter glas hangen kan er weinig mee gebeuren mits niet in te fel licht of in te vochtige omgeving.

Wat is originele grafiek?

Opvattingen over wat in kunstzinnig opzicht goede grafiek is, veranderen. Toen de etstechniek werd uitgevonden werd die aanvankelijk gezien als een imitatie van de gravure en daarom als minderwaardig afgewezen. De steendruk maakte in het begin evenmin veel enthousiasme los. Tegenwoordig hebben velen het niet op zeefdruk en beschouwen zeer velen computergrafiek als maar een spelletje.

Ook het begrip originele grafiek heeft een geschiedenis. Vanaf ongeveer 1850 toen men grafiek van fotografie wilde afbakenen eiste men dat het om verbeelding van de werkelijkheid zou gaan, niet om een getrouwe afbeelding daarvan en dat de kunstenaar de drukvorm zelf had getekend, gesneden of geëtst. Vóór die tijd was men tevreden als de prent was gemaakt door de erop aangegeven persoon ook al had die een schilderij van een ander per prent gecopiëerd.

Hoe wordt er nu over gedacht?
Het gaat allicht primair om grafiek. Dat wil dus zeggen dat er een drukvorm moet zijn die herhaalbaar kan worden overgebracht op papier of een andere beelddrager. Er moet dus een houtsnede zijn, een steen of een diskette.

Maar wanneer is er dan sprake van originaliteit?
De kern daarvan ligt in het ontwerp van de prent, het beeldconcept dus. Dat moet iets bijzonders van de kunstenaar zelf bezitten, dat moet origineel zijn. Als de kunstenaar een schilderij of gouache aan de zeefdrukker geeft met de opdracht daarvan prenten te maken, wordt dat wel een grafisch produkt maar is het niet origineel; het beeldconcept is niet voor deze prent speciaal gemaakt, het is een ontleend concept. Dat is ook het geval wanneer een kunstenaar een eigen schilderij met een videocamera scant en via de computer gedigitaliseerd afdrukt. In deze opvatting doet het niet terzake of de kunstenaar de prent zelf drukt, zelf de drukvorm maakt. Wat telt is of hij een speciaal beeld voor deze prent heeft ontworpen. Ook al heeft hij onderdelen van het beeldconcept aan anderen ontleend, als het gehele concept maar speciaal met het oog op deze prent werd bedacht.

De Vereniging voor Originele Grafiek heeft deze zienswijze als volgt in haar statuten omschreven: 'Onder originele grafiek wordt verstaan grafiek die tot stand is gekomen overeenkomstig een door een kunstenaar speciaal ontworpen concept, waarbij met behulp van een of meer drukvormen het door de kunstenaar beoogde beeld herhaalbaar wordt aangebracht op een door hem gekozen beelddrager'. In de vorige eeuw werden dikwijls gravures gestoken naar bekende schilderijen. In die tijd werd dat aanvaard. Als dat nu gebeurt noemen we dat geen originele maar reproductieve grafiek. De Vereniging hanteert daarom deze aanduiding: 'Mechanisch vervaardigde reproducties alsmede kopieën en facsimiles van reeds bestaande schilderijen, prenten, tekeningen en andere reeds bestaande beelddragers worden niet als originele grafiek aangemerkt'.

Met grafiek, maar ook met schildelijen is altijd geknoeid door vervalsers en namakers. Dat gebeurt ook vandaag en soms op eigentijds-geraffineerde wijze. Er worden bijvoorbeeld reproducties in de handel gebracht die namens of door de kunstenaar worden gesigneerd, soms wordt een oplage vermeld om de indruk te wekken dat het om een gelimiteerd aantal gaat. Het is echter pseudo-originele grafiek waaraan sommige kunstenaars niet belast door kennis van zaken of verantwoordelijkheid voor het eigen werk dan wel onscrupuleus hun medewerking verlenen.

'Onder pseudo-originele grafiek worden verstaan reproducties, kopieën of facsimiles die al dan niet in gelimiteerde, genummerde of door kunstenaars gesigneerde oplagen, in de handel worden gebracht met het doel de indruk te wekken dat het om originele grafiek gaat', zeggen de statuten van de Vereniging.

Als men te maken heeft met originele grafiek wil dat niet zeggen dat men met kwalitatief goede grafiek te maken heeft. Een originele prent kan heel slecht zijn. Op avondcursussen worden talloze prentjes gedrukt die wel origineel maar verder van geen belang zijn. Originaliteit zegt niets over de artistieke kwaliteit van de prent, het is slechts een voorwaarde voor een kunstwerk.

Slechts zelden kan de originaliteit worden afgelezen van de prent zelf. Het is de ontstaansgeschiedenis van de prent die daarvoor beslissend is. Als de kunstenaar een prentbeschrijving heeft opgemaakt kan daaruit de originaliteit blijken.

Zwart-wit of kleur?

Het getwist onder grafici of prenten wel kleuren mogen bevatten is uitgewoed. Men bestIijdt elkaars voorkeuren niet meer. De een gebruikt alleen zwarte inkt, de ander doet aan veelkleurigheid. Het hangt van de eigen artistieke opvattingen af. Net als vroeger worden prenten ook wel eens met de hand ingekleurd, met aquarel meestal. Sommigen vinden zo'n gemengde techniek weinig zuiver, anderen zijn in dit opzicht onbekommerd.

Het kopen van prenten

Overal is grafiek te verwerven. Bij postorderbedrijven, in galeries, op ateliers, op beurzen, op veilingen, bij musea soms. Ook zijn er aanbiedingen via kranten en tijdschriften. Onder het koren schuilt veel kaf. Wie geen geld kwijt wil raken aan grafisch vervaardigde reproducties, wie niet voor veel geld massagrafiek wil kopen, moet het hebben van de betrouwbaarheid van de verkopers. Dat kunnen kunstenaars zelf zijn, het kunnen ook galeries zijn of verzamelaars. Alleen, hoe weet men of de verkoper wel originele grafiek aanbiedt? Onkunde en onverschilligheid zijn in de kunsthandel ruim vertegenwoordigd. Zekerheid op dat punt is er nooit. Maar bij degenen die het vignet van de vereniging mogen voeren mag men op betrouwbaarheid rekenen en heeft men ook bepaalde garanties. Over dat vignet en de daaraan verbonden kopersbescherming volgt verderop informatie.

De prijzen van prenten lopen sterk uiteen. Betrouwbare galeries hanteren gemiddelde marktplijzen al blijken zij onderling ook wel eens te verschillen. Kopen op het atelier van een kunstenaar kan goedkoper uitvallen. Soms ook veel duurder als de kunstenaar zijn werk kostbaarder inschat dan de markt. Er kan hier alleen een grove indicatie worden gegeven. Grafiek van levende Nederlandse kunstenaars varieert momenteel in prijs tussen de 200 en 1000 gulden met uitschieters soms naar boven, zelden naar beneden. Het hangt af van oplage, kleur, afmetingen en bekendheid van de kunstenaar. In enkele gevallen gaan de prijzen ver daarboven uit. In weer andere gevallen, bijvoorbeeld als prenten op een veiling in een 'lot' zitten, kan de prijs per stuk laag tot uiterst laag uitvallen. Als men op koopjes jaagt neemt men al gauw risico's in het opzicht van betrouwbaarheid. Anderzijds is wie duur koopt daarom nog niet van originele gratïek verzekerd.

Over grafiek als geldbelegging is geen aanwijzing te geven. Sommige prenten vermeerderen om onvoorzienbare redenen binnen tien jaar in waarde, andere verminderen. In het algemeen verdient het aanbeveling te kopen vanuit eigen, persoonlijke belangstelling, dus omdat men zich door een prent aangetrokken voelt. De kans op verhandelbaarheid in de toekomst is onvoorspelbaar.

Garanties

Van de Vereniging voor Originele Grafiek kan men alleen op uitnodiging lid worden. Leden zijn onder meer grafici, verzamelaars, galeries en musea. Sommige leden zijn gerechtigd het vignet van de vereniging te voeren. Met dat vignet wordt bedoeld aan het publiek betrouwbaarheid te waarborgen en aan kopers van grafiek een garantie te geven. Wie het vignet voeren hebben zich verbonden om uitsluitend originele gratïek aan te bieden. Zij zijn verplicht om als origineel verkochte grafiek van ná 1900 terug te nemen van de koper als deze gerede twijfel over de originaliteit koestert. In dat geval wordt de koopprijs gerestitueerd. Indien koper en verkoper niet tot overeenstemming kunnen komen, kan de koper aan het bestuur van de vereniging om arbitrage vragen. De garanties en verplichtingen liggen vast in het 'Reglement inzake het verenigingsvignet' dat als bijlage bij dit boekje is opgenomen.

Literatuur

Over prentkunst is misschien minder geschreven dan over schilderkunst maar wel veel. Zowel over prenten in het algemeen en de kunsthistorische kanten ervan als over de afzonderlijke soorten van prenten.

Algemene inleidingen zijn

Een boek dat speciaal gaat over het herkennen van prenten wat betreft de techniek van velvaardiging is

Wie over vroeger tijd wil lezen vindt een inleiding in

In de genoemde boeken, die alle nà 1980 verschenen zijn, vindt men verdere literatuurverwijzingen; elk ervan bevat voorts goede illustraties die de teksten ondersteunen.

Bron:Bovenstaande tekst is uitgegeven door de Vereniging voor Orginele Grafiek, 1995