Gene Eggen

Gène Eggen werd in 1921 geboren te Ulestraten. In februari 2000 stierf Gène Eggen, ook te Ulestraten.

Op L1, de limburgse regionale omroep, staan een 3tal mooi documentaires.
Gene Eggen 1
Gene Eggen 2
Frans Eggen

 

In 1943 trok hij naar Amsterdam om te gaan studeren aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten. Zijn grote leermeester was professor Heinrich Campendonk. Karel Appel, Corneille en Pieter Defesche waren jaargenoten van Gène. Na zijn studie aan de academie kwam hij weer terug naar Ulestraten.
“Waarom zou Amsterdam méér mogelijkheden bieden dan Ulestraten? Amsterdam biedt andere mogelijkheden, dat wel! Maar gelooft U mij: wie in Ulestraten woont, komt er veel makkelijker toe te profiteren van wat Amsterdam te bieden heeft. De ‘provincie ‘ vergemakkelijkt de concentratie van de kunstenaar op zichzelf en op zijn werk, juist omdat de scheppende mens er meer geïsoleerd zit” aldus Gène Eggen tijdens een interview. Gène Eggen keerde terug naar Limburg om er grondig wortel te schieten. In een straal van 5 kilometer om zijn huis speelde zich de hele wereld af en die werd vertaald in een gigantische stroom kunstwerken.

In zijn ouderlijke woning in Ulestraten vond de kunstenaar het juiste klimaat om uiting te geven aan zijn niet aflatende scheppingsdrang. In de loop der jaren werden honderden opdrachten voor kunst in de openbare ruimte uitgevoerd. Gène Eggen beheerste vele technieken; hij was tekenaar, schilder, monumentaal vormgever, graficus en beeldhouwer. Gène Eggen verwierf zich een unieke plaats in de kunstwereld door eigenzinnig te zijn. Hij haakte immers nooit in bij de verlokkelijke, elkaar snel opvolgende trends, die de moderne kunst-scène zo opwindend maakte. Hij keerde zich niet af tegen religie, zoals in zijn tijd gebruikelijk werd. Hij koos uit alom afgewezen tradities die bij hem paste en maakte zich die eigen. Daarop bouwde hij met rechtlijnige ‘Eggenheid’ zijn eigen Modernisme, dat zeldzaam is en origineel.

"Ik ben nu eenmaal een kunstenaar, die de stilte van een dorp nodig heeft om te kunnen nadenken en te kunnen werken. Ik moet de bomen zien kunnen groeien en de zon kunnen zien opgaan. En de wereld? De grote wereld die leeft binnen in mij.
Kunst betekent gestalte geven met mooie materialen en op een mooie wijze, daarmee bedoel ik volgens de wetten van de schoonheid van datgene wat in de mens leeft. Vanuit een beeld vertrekkende zal de artiest vorm kunnen geven aan wat hij beleeft, aan wat hem aangrijpt. Voor mij is kunst wanneer ik iets zie in onze samenleving wat misschien weinig mensen zo zien: ik ga dit op mijn manier verwerken en verbeelden, misschien als een soort conservator vasthouden."


De engel is een centraal fenomeen in het oeuvre van Gène Eggen. Hij maakte verschillende engelentypes. In zijn kerststallen belichamen zij de volkse vreugde rond een geboorte. Boven zijn tabernakels in kerken zweven zij rustgevend; zo geven zij de plek wijding. In beide gevallen zijn ze vleugeldragend. Alle Eggen-engelen staan met beide voeten in de christelijke traditie, maar zij hebben niet altijd voeten.
In het bijbeljaar 1999 stelde Gène Eggen een tentoonstelling van hedendaagse religieuze kunst samen. Deze werd gehouden in de St. Janskerk in Maastricht.

Muzen vormen een belangrijk kapittel in het leven van Gene Eggen. ”Om het contact met het normale leven te kunnen behouden, heb ik het vrouwelijke steeds gezocht en vaak gevonden".

Wie zich in het werk van Gène Eggen verdiept komt voor verrassingen te staan. Een ordening van zijn totale oeuvre is praktisch onmogelijk, alleen al doordat de productie werkelijk gigantisch is.

 

 

 

Frans Eggen werd in 1952 in Ulestraten geboren. Zelf zegt Frans Eggen in een interview: “Ik ben beeldhouwer geworden een paar jaar geleden. De oorsprong ervan ligt in mijn jeugd, omdat je opgegroeid bent in een kunstzinnige familie. Vader beeldend kunstenaar en moeder klassiek geschoolde zangeres. Dus dat trok niet alleen een hele hoop mensen aan, zoals kunstgeïnteresseerden, maar kunst was er thuis altijd. Van ’s morgens tot ’s avonds aan de eettafel: er werd altijd over kunst gepraat. Je kreeg het dus letterlijk met de paplepel ingegoten. Dat begon al als je kind was van een jaar of 6/ 7. Dan mocht je “de plaat poetsen.” De glasplaten schoonmaken, de inktplaten en de lino’s poetsen en van de houtsneden de inkt verwijderen. Ik was in het atelier van mijn vader altijd te vinden tijdens mijn hele jeugd, ik vond het altijd prachtig. Met mijn vader meewerken dus. Toen ik wat ouder was, mocht ik het linnen opspannen en lijstjes meemaken. Ook papier snijden en later toen je ouder was dan kwam de tijd dat je met scherper gereedschap mocht werken. Het voorkappen in hout met het bijltje en de gutsen. Daarna ook het werken met steen, maar dat is natuurlijk zwaarder. Je moet wel een beetje fysieke kracht hebben om in steen te hakken Ik heb in die tijd, in mijn jonge jaren, wel een beetje geboetseerd. Ook heb ik met schilderen een beetje met kleuren geëxperimenteerd, maar nooit de ambitie gehad om in de kunst te gaan. Misschien ook wel omdat ik zag dat het een heel hard leven was. En zeker in mijn vaders geval was het geen dikke boterham. Dat was vechten in zo’n groot gezin en kijken of je van dag tot dag rond kon komen.
Na de Technische school ben ik een aantal jaren weggeweest. Letterlijk gaan zwerven rond de aarde. Dat is ontaard in 26 jaar weg hier van het dorp Ulestraten. De laatste 17 jaar was ik onafgebroken op reis met circussen en gezelschappen. Het was een zeer zwaar en zeer bewogen, maar ook een heel mooi leven. Tot 1994, toen ben ik teruggekomen naar het oude nest, en werd daar omarmd als de verloren zoon.
Dan moet ik denken aan wat mijn vader vroeger zei: De wereld en het geluk liggen in een straal van 5 km om je heen. Daar wilde hij mee zeggen: je vindt in je directe omgeving alles wat je nodig hebt. Vind je het daar niet, dan vind je het nergens. Ik heb dus al die jaren de wereld rond gereisd en dan kom je terug. Dan staat daar een bok, een steen een hamer en beitel en die liggen gewoon op je te wachten. Je hoeft het maar op te pakken. En dat was al die tijd al zo, die vele jaren. Dat voelde ik ook zo, na dat jachtige leven. Het was een dubbel thuis komen. Ik hoefde niet meer te jagen; ik kon iets kwijt. Ik kon iets scheppen, ik kon op vele manieren iets kwijt. Ik heb die hamer en beitel opgepakt en niet meer losgelaten, dag en nacht, vol elan, dat is een hele bijzondere ervaring.”

In de korte tijd dat Frans Eggen als beeldhouwer actief werkte, heeft hij een uitgebreid en prachtig oeuvre vervaardigd. Hij stierf jammer genoeg veel te jong in 2003.